De mythe van het marktfalen – Waarom het GroenLinks-PvdA-woningbouwplan de crisis juist verdiept

Frans Timmermans zei het deze week nog maar eens: “De afgelopen jaren hebben we gezien dat de markt het niet aankan.” Het is een krachtige uitspraak – en tegelijk een drogreden van formaat. Want de woningmarkt is niet vastgelopen omdat de markt faalde, maar omdat de overheid haar heeft lamgelegd. Jaren van regelgeving, prijsplafonds en ad-hocbeleid hebben de prikkel om te investeren en te bouwen uitgehold. Wie rendement onmogelijk maakt, krijgt vanzelf een stilvallende markt. De conclusie dat “de markt het niet aankan” is niet alleen flauw, maar vooral een groteske overschatting van de overheidsrol.

Frans timmert uw huis in elkaar
Frans Timmermans onthult zijn visie voor de woningmarkt

Toch presenteert GroenLinks-PvdA met trots het grootste woningbouwprogramma van deze eeuw: 36,6 miljard euro extra voor volkshuisvesting, een Rijksgrondbank, corporaties voor de middenklasse en goedkope rijksleningen voor huurwoningen tot 700 euro.
De ambitie: jaarlijks 100.000 nieuwe woningen. Het klinkt daadkrachtig – maar bij nadere beschouwing is het financieel onhoudbaar, ruimtelijk onuitvoerbaar en economisch contraproductief.

De begrotingsillusie van 36,6 miljard

Het plan rust op een ongedekte cheque van 36,6 miljard euro. Dit geld bestaat niet echt. Het is toekomstgeld: schuld, belasting of inflatie. Of het klassieke “tijdelijke fonds” dat nooit meer verdwijnt? De overheid zal moeten lenen in een tijd waarin de rentelasten al richting 20 miljard per jaar gaan. Elke procent rente extra kost miljarden meer.

De conclusie dat “de markt het niet aankan” is niet alleen flauw, maar vooral een groteske overschatting van de overheidsrol.

Er is geen enkele aanwijzing dat de uitvoeringscapaciteit dit bedrag kan absorberen. Grondverwerving, infrastructuur, juridische procedures en stijgende rente verslinden het budget voordat de eerste paal is geslagen.
De overheid heeft bovendien niet de bouwexpertise om dit grootschalig aan te sturen. Woningcorporaties worstelen al met personeelstekorten en verduurzamingsverplichtingen. De kans dat deze miljarden verdwijnen in vertragingen en herplanningen is groter dan dat ze leiden tot betaalbare stenen.

Geen ruimte, geen mensen, geen versnelling

De gedachte dat een Rijksgrondbank de woningbouw versnelt, is een Haagse luchtspiegeling. Er is geen gebrek aan grond, maar aan vergunningsruimte en uitvoeringskracht.
Dezelfde overheid die stikstofregels, geluidsnormen en bezwaarprocedures opstapelde, wil nu via centralisatie “versnellen”. Maar elke ontwikkelaar weet: hoe meer coördinatie van bovenaf, hoe trager het van onderop gaat.

De bouwsector kampt met een tekort aan vakmensen, materialen zijn duur, en gemeenten hebben te weinig planologen en projectleiders. Zonder structurele hervorming van het vergunningenstelsel gaat er geen schop in de grond. Of heel traag althans.

De overheid verdringt de markt

Met gesubsidieerde rijksleningen en semi-publieke corporaties voor de middenklasse begeeft de overheid zich in een segment dat tot nu toe door marktpartijen werd gedragen.
Het gevolg: crowding out. Als de overheid zelf woningen gaat bouwen, financieren en verhuren onder marktprijs, dan verliest de markt haar prikkel. Private partijen trekken zich terug — niet uit onwil, maar als gevolg van een rationele afweging.

De optelsom is negatief: publieke projecten vergen meer tijd, meer geld en leveren minder woningen op. Zo slaagt het plan erin om precies datgene te versterken wat het beweert te bestrijden — woningnood.

De woningbouw floreert alleen wanneer ondernemerschap, risico en rendement de ruimte krijgen. Die motor nu afremmen is de kortste weg naar structurele stilstand.

Beleidsfalen vermomd als daadkracht

Het is verleidelijk om te geloven dat de overheid de crisis kan oplossen door “regie te nemen”. Maar meer overheidsregie is precies wat de woningmarkt in de problemen heeft gebracht.
De oplossing ligt niet in een nieuwe Rijksgrondbank of miljardenfonds, maar in het herstellen van vertrouwen, voorspelbaarheid en ondernemingsruimte.

Zeggen dat de markt het niet aankan is makkelijk. Zorgen dat ze weer kan functioneren – dát is pas beleid.